Arresleden op Schouwen

Op Schouwen heb ik in de loop der tijd een 12-tal arresleden getraceerd, die ik hierbij de revue laat passeren. Ongetwijfeld zijn er veel meer arresleden op Schouwen geweest, of zijn er zelfs nog. Een aantal van de door mij beschreven arresleden zijn helaas al niet meer op Schouwen aanwezig.
Arresleden zijn er relatief nog veel van bewaard gebleven ondanks dat het gebruik van het paard op de boerderij al lang verleden tijd is en ondanks dat op Schouwen met de ramp veel materiaal “verdronken” is. Reden zal zijn, dat de arreslee meestal kort gebruikt werd en dan weer voor jaren opgeborgen. Vaak werd de slee dan in het wagenhuis opgehangen met touwen aan een balk, of op een zolder gezet. Bij sneeuw of vorst kwam de slede weer te voorschijn, moest soms opgeknapt worden, waarbij met een verfje de soms prachtige originele beschildering jammer genoeg uit zicht verdween.

Bij de sleden in Nederland, kwamen vele typen voor. De luxe uitgevoerde exemplaren kon men in de 17e, 18e en 19e eeuw aantreffen op grotere hofsteden, buitenplaatsen en in de koetshuizen van voorname stedelingen. Deze sleden waren zo breed dat 2 personen er naast elkaar in konden zitten, op een soort zadelbankje achter de kuip kon de menner dan zitten. Dit waren zgn. “herensleden”, ze konden getrokken worden door zowel een enkel- als een dubbelspan paarden, men ging hiermee op familiebezoek.

Daarnaast kwam op het platteland de meer praktische “Hollandse tikker” voor, een kleinere arreslede, sterk van constructie en voor vele doeleinden bruikbaar. De uitvoering was van vrij simpel tot fraai bewerkt. Het smalle bakje, slechts één persoon kon in de slede zitten, soms nog een mogelijkheid voor een kind op het voorbankje, was op het relatief brede onderstel stabiel. Meestal getrokken door één paard. De Hollandse arreslee, of arretikker is in Nederland de meest voorkomende. Het is moeilijk om de sleden steeds duidelijk onder een type te rangschikken, temeer daar er tussenvormen waren, bovendien waren de typen ook niet echt streekgebonden.

Bij de type-aanduiding onderscheiden we naast de al besproken kleinere arretikker nog drie Hollandse typen, een Zeeuwse arreslede, sterk gelijkend op de Amsterdamse arreslede, een Friese arreslede en een sjezenar. Verschil tussen de Zeeuwse arreslede en de Amsterdamse slede, de Amsterdamse is dat deze iets ranker, wat eleganter is. De Friese arreslede wordt ook wel Franse slede genoemd (mogelijk ooit een vergissing bij de interpretatie afkorting Fr.?).

Fraai geschilderde en bewerkte zgn. "Hollandse" tikker in eigendom van museum Goemanszorg, de herkomst is onbekend. Deze slede is slechts door een paard aan te spannen. In de bodem is een ruimte verzonken voor een stoof. Zadelbankje is bekleed, zitting in de slede met een los kussentje

De sjezenar was een typisch Nederlandse slede, het bakje kon los gemaakt worden van de brug van het onderstel en als sjezenbakje gebruikt worden. We onderscheiden de krompanelen sjezenar van het Fries type, het Hollands type en de Drentse sjezenar. Naast de “echte” sjezenar bestaat ook nog de “onechte” sjezenar. Bij de “echte” sjezenar kan het bakje daadwerkelijk los gemaakt worden van de onderkant, bij de “onechte” sjezenar niet, de zadelzit bij de onechte sjezenar zit meestal ook aan het bakje vast. De bovengenoemde arresleden zijn absoluut geen fabrieksartikelen maar gemaakt door vakbekwame wagenmakers.

Verder hebben we dan nog de Russische, of Poolse slee, in de 19e eeuw werden deze meestal in de rijtuigfabrieken gebouwd, ze kunnen 2-zits, of 4-zits zijn en hebben al of niet een koetsiersbok en al of niet lantaarns. De ruime open kuip staat veelal op een ijzeren brug, is donker gelakt en bekleed. Deze sleden hebben dus niets regionaals en niets typisch Nederlands, maar werden geïmporteerd. Ook deze sleden konden zeer luxe van uitvoering zijn.

Opvallend is dat de sleden die ik gezien heb op Schouwen deze bijna allemaal fraai van vormgeving en van het grotere type, de zgn. “herensleden” zijn. Sleden die, en daar heb ik ze ook getraceerd, op de van oudsher grotere hofsteden stonden. Van de kleinere Hollandse arretikker, heb ik maar één exemplaar aangetroffen en wel in Museum Goemanszorg te Dreischor en deze komt mogelijk ook nog niet eens van Schouwen-Duiveland.

In het boekje “Arresleden in Friesland”, 1991, geschreven door Wiebe Keikes, onze oud archivaris en Herman Vos, conservator van het Nat. Rijtuigmuseum te Leek, staan meer dan 500 (!!) nog bestaande arresleden in die provincie geïnventariseerd, hiervan meer dan de helft zijn zgn. “arretikkers”. Veel sleden op de waddeneilanden zijn van een specifiek Amelands, of Terschellinger type. Slechts enkele van de in Friesland geïnventariseerde sleden zijn van het grotere chique type. Vele sleden in deze provincie zijn nog tot 1960 gemaakt.

M.K. Buth